vannacht de nacht
uit haar voegen gelicht
als een plas op een bord gelegd
ingemaakt, afgeroomd, uitgediept
vannacht de nacht als een raam
op een muur geschilderd
in de punaisegaatjes zie je sterrebeelden
de zandloper van Orion
vannacht de nacht breed als stroop uitgesmeerd
tussen twee halve dagen van een boterham
en toen niemand keek
er een halve maan uitgebeten
doorgeslikt met koffie
vannacht tevergeefs de nacht
gezocht in een verhemelte
niets gezien behalve twee amandelen
in de baai van een rotspartij van tanden
maar hoe je ook van en door de nacht
je kunt niet verhinderen dat je wakker wordt
aanspoelt op een hoofdkussen
in het laken nog de rimpeling
van een pas vertrokken vloed
je kunt het tij niet regisseren,
verhinderen dat de ochtend
in een spiegel valt,
je gezicht betrekt
je kamt het wier uit je haar,
wrijft uit elk oog één
zandkorrel
laat je lippen op een kopje achter
alsof je het kopje hebt gekust
en later als het ontbijtgraan regent in een kom
zogezegd zonder maar boordevol suiker
en je bloedspiegel stijgt tot het zeeniveau
dan nog kun je de ochtend niet
die ochtend als een speldeprik
in één lange onbewogen
nacht